Als peuter van een jaar of 3 werd ik naar mijn kamertje gestuurd als ik stout was. Als ik bijvoorbeeld een plant had omgegooid of met potlood op de wc muur had getekend – een peuter die in alle onschuld haar wereld verkent, zou je zeggen, maar ja, zo werd er in de jaren ’60 opgevoed, in een Nederlands dorp.
Als kind had ik altijd een eigen kamertje.
Maar mijn moeder, die had dat niet.
Tegen de tijd dat mijn zus en ik gingen studeren stond ze te trappelen om, na 21 jaar, van één van onze slaapkamers háár kamertje te maken. Waar ze kon schilderen, gedichten schrijven (Zij was creatief! Ook daar kwam ik pas veel later achter!), en gewoon weg kon zijn van alles.
Veel later realiseerde ik me hoe het voor haar moet zijn geweest om die ruimte níet te hebben.
‘Ik ben de enige in ons gezin die geen eigen kamer heeft’, constateerde een vriendin laatst.
Ging ze daar wat aan doen? Ja, zodra de oudste het huis uit was.
In 2017 kocht ik Karin’s Cottage. Een klein huisje in het bos, dat ik vulde met mijn rommelmarktvondsten en tot verboden terrein verklaarde voor de rest van mijn gezin (man en hond), tenzij op uitnodiging.
Drie jaar eerder was ik bij man ingetrokken, en dat had ik niet goed aangepakt. Ik verkocht opgewekt al mijn eerdere rommelmarktvondsten (rommelmarkt, that’s how I roll) en arriveerde met hooguit een bestelbusje vol diversen, dat ik hier en daar in het interieur invoegde, maar dat in de praktijk nauwelijks terug te vinden was.
Ik kreeg een kamertje, het kleinste, dat vol met zijn boeken stond. Toen ik vroeg waar hij die neer dacht te gaan zetten was hij even uit het veld geslagen. Hij had gedacht dat die daar wel konden blijven staan.
Nadat we beiden onze baan opzegden en we 24/7 in één huis waren voelde ik me een vroegtijdige pensionado, not in a good way. Er moest iets gebeuren, ik maakte een plan.
Nu latten we eigenlijk weer. Ik ben zo’n twee, drie dagen per week in het bos.
Veel vrouwen, vooral vrouwen die moeder worden, laten hun ruimte langzaam krimpen. Eerst hebben ze het niet in de gaten. Baby hóórt bij het eigen lichaam – navelstreng en zo.
Maar als baby peuter wordt en mama niet eens naar de wc kan met de deur dicht, kan het wel eens knap benauwd worden, dat gebrek aan private space.
Mannen doen dat niet hè, krimpen. Pas sinds een paar jaar weet ik dat er een woord is (Engels, dat wel) voor het fenomeen waar ik het met vriendinnen al jaren geïrriteerd over had.
Manspreading.
Wijdbeens zitten, in het openbaar vervoer en waar dan ook.
Mij was uitgelegd dat ze dat nodig hebben, anatomisch gezien.
Vrouwen wordt geleerd de benen ‘netjes’ bij elkaar te houden.
Het ganse klok- en hamerspel de ruimte geven is kennelijk níet aanstootgevend.
Vrouwen schikken zo makkelijk in, niet omdat ze dat lekker vinden, maar omdat ze geleerd hebben dat het zo hoort. Dat ze dan lief en flexibel en netjes zijn. Dat ze dan hun rol op een voor iedereen prettige manier vervullen.
De afgelopen dagen heb ik allerlei vrouwen gevraagd of ze een eigen ruimte hebben. Sommige wel, anderen niet, en een deel geeft zelfs aan te moeten vechten voor een beetje privacy.
Ben jij dat? En is dat o.k?
Weet je wat het is, lieverd? Je hebt een rijke binnenwereld. Dáár gebeurt het. Daar zoemt je ziel, daar spreekt je wijsheid. Daar komen je diepste wensen en mooiste creatieve ideeën vandaan.
Kun je die horen?
Niet als het nooit stil is. Niet als je altijd je ruimte moet delen met de geluiden, lichamen en eisen van de buitenwereld.
Jij hebt jouw eigen ruimte nodig.
Je binnenruimte, en je buitenruimte.
Hoe je dat doet is aan jou. Je hoeft niet gelijk een cottage te kopen (maar als ik je op een idee heb gebracht: ik help je graag verder!). Maar laat de wens eens toe. De wens om ruimte in te nemen. Jouw ruimte.
Verdomme, je bent hier met een reden! En die reden is NIET om anderen de ruimte te geven.
Lastig, dit?
Ik help je graag verder.
Je mag gratis 30 minuten in mijn ruimte, en dan verkennen we hoe.
Hier kun je je afspraak inplannen.
Photo by Daria Shevtsova from Pexels